Realiteitszin 3
objectiviteit onder vuur
In mijn vorige blog heb ik een pleidooi gehouden voor realiteitszin, waarbij ik vooral aandacht heb besteed aan het zogenaamde 'derde persoonsperspectief'.
Dit derde persoonsperspectief kan ook worden aangeduid met 'de objectieve wereld' of ook als 'de naakte feiten', maar door deze te bestempelen als 'het derde persoonsperspectief' heb ik benadrukt dat deze objectieve wereld niet per se relevanter is dan het subjectieve eerste- en tweede persoonsperspectief. Ook deze twee subjectieve perspectieven doen er wel degelijk toe en ook deze kunnen (net als het objectieve standpunt) niet naar believen worden aangepast.
Afbeelding: Robin Mattias Hurkens: 'We've got him' (gemengde techniek op karton) 23 x 28 cm (2013)
Maar enige aanpassing of verandering is in alle drie de gevallen wel degelijk mogelijk. Als voorbeeld heb ik mijn eigen situatie als transman genomen, maar er zijn veel alledaagser voorbeelden te geven waarbij zowel het eerste als het tweede als het derde persoonsperspectief van belang zijn.
Voor iedereen die een belangrijke beslissing moet nemen, is het raadzaam om niet alleen domweg naar de feiten te kijken, maar ook op het eigen gevoel af te gaan, en je keuze voor te leggen aan andere mensen. Of het nu gaat om de aanschaf van een auto, de aankoop van een huis of voor het nemen van een meer existentiële beslissing. Mensen die hun gedrag duurzaam willen veranderen omdat ze bijvoorbeeld teveel drinken of eten of omdat ze verslaafd zijn aan hun mobiel of aan de televisie, zullen er baat bij hebben alledrie de perspectieven voor ogen te houden, ze goed te onderscheiden om ze vervolgens systematisch aan te pakken om te kijken waar precies de oplossing ligt.
Een objectief perspectief?
In de loop van de geschiedenis zijn er binnen de academische wereld echter steeds meer vraagtekens geplaatst bij de legitimiteit van de term 'objectiviteit'. Een objectief perspectief? Kan dat eigenlijk wel? zo luidt de filosofische vraag. Want dat iets objectief bestaat betekent dat iets bestaat onafhankelijk van het subject, dus onafhankelijk van iemands bewustzijn. Het was in het bijzonder Immanuel Kant die zeer sceptisch stond tegenover de mogelijkheid om zuivere objectieve waarnemingen te kunnen doen. Zijn uitdrukking 'Ding an sich' verwijst naar de werkelijkheid zoals ze buiten ons kenvermogen bestaat. Die objectieve werkelijkheid is echter slechts kenbaar door ons verstand of bewustzijn en wordt daarom altijd al gesubjectiveerd en is dus 'an sich' niet kenbaar. Aldus Kants (zeer complexe) filosofie in een notendop.
Deze filosofie heeft enorm veel invloed gehad en is zozeer een eigen leven gaan leiden dat Kant zich waarschijnlijk had omgedraaid in zijn graf. De subjectieve wending die zich binnen zijn filosofie voltrokken heeft, culmineerde namelijk in de idee 'objectiviteit bestaat niet' - tot in den treuren verwoord door de 'vader van het postmodernisme' Friedrich Nietzsche.
Sinds de jaren 70 van de vorige eeuw is deze gedachte ook mainstream geworden bij het grote publiek. Objectiviteit zou een wassen neus zijn: rechters zouden horen bij 'de linkse elite' en 'allemaal lid zijn van D66', de kwaliteitskranten worden ook verdacht onderdeel uit te maken van een 'links bolwerk' en dat zelfs de wetenschap door velen niet meer wordt vertrouwd merken we dagelijks tijdens de corona-crisis waarin we nu zitten. De wetenschappers weten het zelf ook niet, en zijn allemaal uit op hun eigen 'gelijk' omdat dit roem en succes zou betekenen. Het dieptepunt van dit wantrouwen tegen objectiviteit is het presidentschap van Donald Trump met zijn 'fake newes' en 'alternative facts'.
Objectiviteit ligt al decennia onder vuur. Hoog tijd dat er een lans voor wordt gebroken, want hoewel theoretisch de onmogelijkheid van objectiviteit bijzonder goed kan worden onderbouwd, worden we in de praktijk van alledag voortdurend geconfronteerd met de naakte feiten - met de 'weerbarstigheid van de werkelijkheid' zo heet dat in het literaire jargon.
Maar wat behelst deze weerbarstigheid precies? Wat betekent objectiviteit?
een cruciale fout
Ik heb sterk de indruk dat bij alle vraagtekens die bij de mogelijkheid van objectiviteit worden gezet één simpele maar desalniettemin cruciale fout wordt gemaakt, namelijk dat een belangrijk onderscheid over het hoofd wordt gezien tussen het gangbare gebruik van het woord objectiviteit en de filosofische betekenis ervan.
In het alledaagse taalgebruik betekent objectief neutraal en onpartijdig, iets wat van cruciaal belang is in de rechtspraak, de wetenschap en in de journalistiek. En uiteraard is objectiviteit in de alledaagse betekenis nooit absoluut. Iedereen die beslissingen neemt is enigszins partijdig, de ideologie van onze westerse democratie om een onpartijdige rechtspraak te hebben en een zo neutraal mogelijke journalistiek is zelf immers een morele keuze en alleen al daarom niet objectief. Maar het feit dat objectiviteit nooit volledig of absoluut is, betekent nog niet dat je het zomaar kunt wegwuiven als iets wat niet zou bestaan. Iets is altijd meer of minder objectief en je kunt deze objectiviteit vergroten door meerder onderzoeken te laten doen, door transparant te zijn over de keuzes die worden gemaakt, door ervoor te zorgen dat rechters bijvoorbeeld niet persoonlijk betrokken zijn bij wat er gebeurt, etc.
Niet gehinderd door werkelijk diepgravende kennis zijn er in het leven van alledag allerlei abstracte ideeën vanuit de filosofie doorgedrongen, waardoor heel veel aan realiteitszin verloren is geraakt. Het lijkt wel een wedstrijdje 'wie kan het verst plassen' waarbij het subjectivisme het heeft gewonnen van het objectivisme.
In mijn proefschrift 'Een kwestie van smaak' heb ik in 2002 een onderzoek gedaan naar de filosofie achter het subjectivisme. Ik heb toen reeds gesuggereerd dat het wijzer zou zijn om niet zo abstract te denken en het zeer strikte - filosofische - onderscheid tussen subjectief en objectief om te vormen naar een meer alledaagse betekenis. Dan zou 'subjectief' eenvoudigweg betekenen 'gericht zijn op het subject (naar binnen)' en 'objectief' zou betekenen 'gericht zijn op een object (naar buiten)'.
Deze gerichtheid vooronderstelt dat er altijd al iets moet zijn dat zich überhaupt ergens op richt: dit noemen we doorgaans het 'zelf' of het 'ik'. Over deze (relatieve) 'eenheid van het ik' kunnen we heel ingewikkeld redeneren, maar dat is volgens mij niet de juiste weg, omdat het 'ik' eenvoudigweg de voorwaarde is voor al dit redeneren. Dit bedoel ik niet in cartesiaanse zin (niet in de zin van 'ik denk dus ik ben') maar het gaat mij om iets veel concreters: Wie een bepaalde ervaring heeft, bijvoorbeeld, wie door zijn geliefde wordt bedrogen en dit zo pijnlijk vindt dat hij daarop besluit om een punt achter die relatie te zetten, beseft heel goed dat degene die bedrogen wordt, en degene die dit pijnlijk vindt en degene die vervolgens een punt achter die relatie zet één en dezelfde persoon zijn.
Immanuel Kant duidde dit inzicht in de 18e eeuw zelf overigens reeds aan als 'de transcendentale eenheid van apperceptie', waarbij 'apperceptie' slaat op het zelfbewustzijn en 'transcendentaal op het feit dat die 'eenheid van het ik' niet de uitkomst is van een redenering maar al bij voorbaat is gegeven.
Anders gezegd: Het 'ik' als subject veronderstelt het ik als object. Subjectiviteit en objectiviteit staan derhalve niet tegenover elkaar, maar vormen een eenheid; ze kunnen niet eens los worden gezien van elkaar.
- Ga terug naar de VORIGE zondagblog
- Ik ga liever naar het OVERZICHT van alle blogs
- Ik begin weer bij het BEGIN
- Reacties worden zoals altijd op prijs gesteld. Dat kan via het CONTACTFORMULIER of gewoon via de mail.
- Wil je elke zondag een mailtje ontvangen met een link naar de nieuwste zondagblog? Ook dat kan via het CONTACTFORMULIER of gewoon via de mail.
- Deze tekst is gepubliceerd op zondag 21 juni 2020