ANDREAS BURNIER
Over het recenseren van boeken
Laat ik beginnen met harde gegevens. Op mijn romandebuut ontving ik ongeveer veertig recensies, waarvan dertig binnen enkele maanden. Vrijwel alle grote dagbladen en opiniebladen (met uitzondering van De Groene) schreven iets. Over het aantal recensies, het snelle tempo waarin zij verschenen en de omvang die zij meestal hadden, heb ik niet te klagen, maar inhoudelijk zijn er wel allerlei bezwaren.
Dit is het begin van een lezing die Andreas Burnier in de jaren 70 van de vorige eeuw gaf en integraal is opgenomen in de verzamelbundel ‘Andreas Burnier. Essays 1968-1985’. Onderwerp: de broodnodige kwaliteit van boekrecensies - en vooral: het ontbreken ervan.
Het grootste probleem dat aan boekrecensies kleeft, is dat de meeste boekrecensenten zelf tevens schrijvers zijn en vice versa. Dit veroorzaakt de onplezierige en in zekere zin zelfs belachelijke situatie waarin schrijvers over en weer elkaars werk bespreken. Het feit dat de meeste schrijvers en recensenten elkaar ook nog eens persoonlijk kennen van het jaarlijkse boekenbal en andere litteraire recepties, boekenmarkten, jury’s (!) en boekpresentaties maakt de situatie er niet gemakkelijker op. Vriendjespolitiek en persoonlijke afrekeningen liggen overal op de loer, hoe integer je ook probeert te zijn, aldus Burnier. En zij kon het weten, want zijzelf was in haar tijd zowel beroemd schrijver als zeer invloedrijk recensent.
Andreas Burnier steekt de hand dan ook direct in eigen boezem en erkent zelf zich ook wel degelijk schuldig te maken aan - wat zij zelf noemt - ‘litteraire incest’. Kenmerkend van Burnier is dat ze na deze schuldbekentenis ook meteen een oplossing probeert te formuleren, een oplossing die ook volgens haar geenszins perfect is, maar de ergste wantoestanden in elk geval kan voorkomen.
Het probleem van ‘litteraire incest’ is volgens Burnier onvermijdelijk: schrijvers lezen nu eenmaal erg veel en hebben daar doorgaans ook een mening over, en het gebeurt minstens zo vaak dat lezers die graag over hun bevindingen schrijven, het zelf ook eens gaan proberen. Maar, zo meent Burnier, deze ‘literaire incest’ zou veel minder zwaar wegen als er anders zou worden gerecenseerd dan dat er doorgaans gebeurt. Ze onderscheidt drie grote manco’s:
1. Ten eerste zijn de meeste recensies veel te normatief en wordt de tekst beoordeeld aan de hand van de criteria die allang achterhaald zijn en bovendien zelden of nooit expliciet worden benoemd. Dan staat er in een recensie bijvoorbeeld ‘dit is helemaal geen echte roman, slechts een novelle’ (waarbij dan impliciet de norm van de 19e eeuwse naturalistische roman wordt gehanteerd). Of er staat ‘dit is geen literatuur, maar een streek- (of erger nog:) een damesroman’ zonder dit verder te onderbouwen.
2. Het tweede probleem is dat een recensie zelf net zo onderhoudend moet zijn als de besproken roman. Recensies moeten immers de kranten vullen en de krantenlezers vermaken. Grapjes, stekeligheden, vrije associaties en impressionistisch gekeuvel dragen daar allemaal aan bij. Heel vermakelijk allemaal maar meestal gaat dit ten koste van een serieuze boekbespreking, aldus Burnier.
3. Het grootste probleem is dat recensies vaak louter bestaan uit subjectieve gevoelsuitingen. Iets wordt bijvoorbeeld zomaar een ‘schitterend’ of een ‘waardeloos’ boek genoemd, en dit soort geëmotioneerde uitroepen worden vervolgens gelardeerd ofwel met citaten ofwel met een uitwerking van het effect dat de roman op het gemoed van de recensent had (ik kon er niet van slapen / ik viel er meteen bij in slaap) en in het ergste geval met allerlei gissingen of de roman al dan niet biografisch is. En dat laatste doet er voor de literatuur al helemaal niet toe.
Burnier haalt flink uit naar de recensenten van haar tijd en spreekt niet alleen van ‘litteraire incest’ en van ‘litterair onfatsoen’ en van een ‘intellectueel en kunstzinnig tekort’. De recensent zou zich moeten concentreren op echte analyse, dus de stijlmiddelen die de schrijver gebruikt, eventueel aanwijsbare invloeden, filosofische of psychologische verbanden binnen het boek, de opbouw ervan en op de taaltechnische middelen die worden gebruikt.
Hoewel de kritiek van Burnier al meer dan 40 jaar oud is, heeft het aan actualiteit weinig ingeboet. Eén ding noemt zij niet en dat vind ik zelf nog veel relevanter. Als een recensent een bepaald boek helemaal niks vindt, waarom stopt hij of zij dan niet gewoon met lezen? Het betreffende boek hoeft dan ook ook niet worden besproken. Waarom zou je de romans die wel de moeite waard zijn niet de ruimte geven?