De 'Ethica' van Spinoza
Tweeduizend jaar na het verschijnen van de “Ethica’ van Aristoteles (zie hierboven) schrijft Spinoza een boek met exact dezelfde titel, met exact dezelfde vraag: ‘Hoe leid je een goed en gelukkig leven?’ Opvallend is dat Spinoza - net als Aristoteles - ‘goed en gelukkig' in één adem noemt. Beide denkers beargumenteren dan ook dat ‘gelukkig zijn’ en ‘goed zijn’ onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Maar waar Aristoteles zijn vraag helder en zonder poespas beantwoordt, meent Spinoza, in navolging van Descartes, dat het in het goede leven om volstrekt onbetwijfelbare kennis gaat; kennis die alleen op een wiskundige manier kan worden uitgedrukt. Spinoza’s 'Ethica' is dan ook opgebouwd als een wiskundeboek; het bestaat uit 270 stellingen, met talloze bijbehorende definities, bewijzen, gevolgtrekkingen en axioma’s. Spinoza is dan ook stukken lastiger te lezen dan Aristoteles en dat is jammer want zijn filosofie is minstens zo interessant. Spinoza was zijn tijd namelijk ver vooruit en rekende in de 17e eeuw al af met de dualistische levensvisie die sinds Descartes overheersend is binnen het Westerse denken. Wat de moraal betreft was hij Nietzsche al twee eeuwen voor met zijn kritiek op gangbare waarden als altruïsme, nederigheid, onbaatzuchtigheid, medelijden en naastenliefde. Net als veel oosterse denkers maakt Spinoza veeleer onderscheid tussen een heilloze en een heilzame weg om te bewandelen in het leven.
Ethiek staat bij hem dus gelijk aan levenskunst en dit betekent in de eerste plaats om de juiste manier te vinden hoe je moet leven met jezelf: wat weet je van jezelf? Wat is je kracht? Waar zit je jezelf dwars? en waar help je jezelf? Alleen wanneer je een goede relatie hebt met jezelf, dus een die je stimuleert in je kracht en onafhankelijk maakt van willekeurige invloeden van buitenaf ben je vrij. Aldus Spinoza. Maar wat bedoelt hij daarmee?
In een brief uit 1674 schrijft Spinoza: Ik noem die zaak vrij die alleen krachtens de zuivere noodwendigheid van haar eigen natuur bestaat en handelt, en gedwongen noem ik die zaak waarvan het bestaan en de werking op nauwkeurige en vastomschreven wijze door iets anders wordt bepaald. Zo bestaat bijvoorbeeld God, hoewel noodzakelijk, toch vrij, omdat Hij alleen krachtens de noodwendigheid van zijn eigen Natuur bestaat. […] U ziet dus dat voor mij vrijheid niet bestaat in een vrij besluiten, maar in een vrije noodwendigheid. […]
Vervolgens bekritiseert Spinoza de alom geprezen vrijheid van de mens. Eerst beschrijft hij de beweging van een biljartbal: deze krijgt door een stoot als oorzak van buitenaf een zekere beweging, waarmee hij later (ook als de stoot als oorzaak van buitenaf is opgehouden) zich noodzakelijk blijft voortbewegen. Dit volharden van die biljartbal in zijn beweging is gedwongen en niet noodwendig omdat het moet worden toegeschreven aan een door een van buitenaf werkende oorzaak. Maar stel nu eens, vervolgt Spinoza , dat die biljartbal, terwijl hij zich voortbeweegt, denkt en zich ervan bewust is dat hijzelf, zo veel als in zijn vermogen ligt, te volharden in zijn beweging, . Hij zal denken dat hij volmaakt vrij is en om geen andere reden in zijn beweging volhardt dan omdat hij dit wil. Dit is nu de hooggeroemde vrijheid van de mens waarop allen zo prat gaan en die alleen hierin bestaat dat mensen zich wel bewust zijn van hun begeren, maar de oorzaken die hen drijven niet kennen.
Betekent dit dan dat volgens Spinoza vrijheid niet bestaat? Dat vrijheid alleen is weggelegd voor God? En dat alles wat mensen doen gedetermineerd is?
Nee. Zo eenduidig is Spinoza’s filosofie niet. Ten eerste moet worden opgemerkt dat God voor Spinoza geen transcendente persoonlijke God is die de mens en de wereld met een bepaalde bedoeling heeft geschapen zoals dat in veel religies wordt voorgesteld, maar God is volgens Spinoza hetzelfde als De Natuur. Spinoza verwoordt dit als volgt: Deus site Natura (God of de Natuur) is de enige alomvattende substantie die de hele werkelijkheid uitmaakt. God heeft dus geen persoonlijke eigenschappen; Hij heeft geen wil of doelgerichtheid, Hij luistert niet naar gebeden en heeft geen specifieke plannen voor bepaalde individuele, Hij zal ook nooit ingrijpen in het universum; integendeel God = het universum.
Het tweede punt is dat niet alleen bij God ofwel de Natuur vrijheid en noodzakelijkheid hand in hand gaan, ook mensen die zich niet alleen bewust zijn van hun handelingen, maar ook de oorzaken van hun handelingen kennen. Het maakt een groot verschil of ik weet waarom ik iets doe of dat dit niet het geval is, aldus Spinoza. Vrijheid is bij hem dus niet ‘het kunnen doen wat je wil’ maar het begrijpen van de onvermijdelijke keten van oorzaken en gevolgen, en handelen in overeenstemming daarmee. Dit leidt tot een innerlijke vrijheid en vrede, omdat je dan begrijpt waarom dingen gebeuren zoals ze gebeuren waardoor je je niet meer tegen het onvermijdelijke zult verzetten.
Helemaal inzichtelijk is dit niet voor mij. Ik begrijp nog wel dat het er in de vrijheid niet alleen om gaat of ik een genomen besluit tot uitvoer kan brengen, maar dat het er ook om gaat hoe dit besluit in mij is ontstaan. Maar dan lijkt bewustwording van je beweegredenen mij niet de juiste - en zeker niet de enige - weg. Belangrijker dan bewustwording lijkt mij dat je je eigen natuur volgt. In die zin is ook een dier dat niet gevangen wordt gehouden vrij. En ook een boom die niet beknot wordt, zou ik als vrij bestempelen. Het gaat hier dan uiteraard om vrije noodwendigheid. En tegen Spinoza die zegt: ‘Nee, dieren en planten kunnen niet vrij zijn omdat ze geen zelfbewustzijn hebben’, zou ik willen tegenwerpen: ‘is zelfbewustzijn dan genoeg? Is er niet meer nodig? Gaat het bij vrijheid niet om affirmatie: dat je instemt met dat wat je beweegt?’
Wat Spinoza hierop zou antwoorden, weet ik niet. Zoals ik al zei: zijn Ethica is niet eenvoudig. Wie Spinoza toch zelf wil lezen, raad ik de meest toegankelijke vertaling aan van Maarten van Buuren die is gepubliceerd in 2017. Van Buuren eindigt zijn frisse en verhelderende vertaling met een zeer beknopte samenvatting van het boek in 5 pagina’s (‘Ethica in vogelvlucht’) en daarna nog een uitgebreide samenvatting van 95 pagina’s (de ‘verklarende samenvatting’). Echt fantastisch gedaan! Wie Spinoza liever - of daarnaast ook - digitaal wil lezen kan ondermeer terecht op https://spinoza-in-vlaanderen.weebly.com . Daar vind je niet alleen een prima vertaling die ook nog eens per tekstfragment uitvoerig wordt toegelicht maar ook nog de oorspronkelijke tekst in het Latijn.
Laten we vooralsnog Spinoza het voordeel van de twijfel geven. Zijn invloed op de Westerse filosofie is onmiskenbaar.
Volgens Hegel begint elke filosofie zelfs met het volgen van Spinoza, want zo schrijft hij - ook dit in navolging van Spinoza - Wie de mens niet in het geheel begrijpt, begrijpt de mens in het geheel niet. Hegel staat hierin niet alleen. Goethe, Schelling, Freud, Lessing en Bertrand Russell - om maar niet de minste te noemen - erkennen allen hun schatplichtigheid aan Spinoza. Spinoza's opvatting over de werkelijkheid waarin materie en geest als alternatieve verschijningsvormen worden beschouwd van een en hetzelfde is tevens goed te rijmen met de boeddhistische en taoïstische filosofieën die overigens net als Spinoza geen onderscheid maken tussen goed en kwaad, maar tussen een heilloze en een heilzame weg.
Een van de beste aanbevelingen voor Spinoza komt wellicht van Albert Einstein die in een befaamd interview in 1930 bekent dat hij weliswaar niet niet in een God gelooft 'die zich bemoeit met het lot en de handelingen van de mensen', maar wel degelijk 'in de God van Spinoza, een God die zichzelf openbaart in de wetmatige harmonie van het heelal.'
Net als Spinoza geloofde Einstein in één universele basis die de grondslag vormt voor alles in de werkelijkheid: van ons alledaagse bestaan tot aan de eerste seconde vlak na de oerknal. Bij Einstein ging het om een theorie die tegelijkertijd relativistische als kwantummechanische effecten zou kunnen beschrijven. En tot aan zijn laatste levensjaren heeft hij gepoogd zo'n unificatie van alle natuurwetten te bereiken, de zogenaamde 'theorie van alles'.
Zo'n alomvattende theorie wordt nog steeds door verschillende natuurkundigen nagestreefd. De meest recente poging tot volledige unificatie tot nu toe is de snaartheorie. Deze theorie veronderstelt dat de gehele werkelijkheid wordt gefundeerd door kleine, trillende, eendimensionale snaren. Zoals een snaar van een viool verschillende tonen kan voortbrengen door de lengte van de snaar te veranderen, kan een snaar verschillende basisdeeltjes vormen, zoals quarks of elektronen. En van daaruit kan zowel het denken als de materie ontstaan, zowel de dode als de levende dingen.
Uiteraard gebruikt Spinoza - hij leefde tenslotte in de 17e eeuw - heel andere woorden en begrippen dan de natuurkundigen van onze tijd doen. Veel termen in de Ethica zijn ontleend aan de Middeleeuwse scholastiek: net als Thomas van Aquino maakt Spinoza bijvoorbeeld onderscheid tussen de 'natura naturans' (de scheppende natuur) en de 'natura naturata’ (de geschapen natuur), tussen de 'causa finalis' (doeloorzaak) en 'causa afficiens' (werkoorzaak), net als in de middeleeuwen gebruikelijk was, spreekt Spinoza over eeuwige versus vergankelijke existenties. Ook spreekt hij over die 'Ene substantie' (en die hij soms ook God en soms ook Natuur noemt) als 'oorzaak van alles is die zelf niet meer wordt veroorzaakt' en die verschillende oneindige 'attributen' heeft. Wij kennen slechts twee van die 'attributen' zo meent Spinoza: 'denken' en 'uitgebreidheid' oftewel 'geest' en 'lichaam' oftewel 'het immateriële en het materiële', maar het zijn er misschien wel veel meer. Hoe veel het er ook zijn, aldus Spinoza, wij kunnen deze 'attributen' wel onderscheiden als twee kanten van dezelfde oorspronkelijke eenheid, maar we kunnen deze ‘attributen’ niet daadwerkelijk van elkaar scheiden, zoals Descartes dat bijvoorbeeld heeft gedaan, en Plato, 2000 jaar eerder.
Ook hierin kan Spinoza worden gezien als de voorloper van de huidige 'theorie van alles', de snaartheorie, die ervan uitgaat dat er veel meer dimensies zijn dan de vier die wij allemaal kunnen waarnemen: lengte, hoogte, breedte, diepte en dan is er nog de tijdsdimensie. De snaartheorie gaat er echter van uit dat er niet vier-, maar tien-, of zelfs elf dimensies zijn.
Dat Spinoza een voorloper kan worden genoemd van de huidige natuurwetenschappelijke 'theorie van alles' wil niet zeggen dat hij het bij het rechte eind had. Net zo min als Einstein. God 'dobbelt niet' meende Einstein. En dat dacht Spinoza ook: iets bestaat noodzakelijk óf bestaat niet. Volgens de meest recente natuurkunde is er echter sprake van ontelbaar veel toevalligheden en imperfecties en is niet alles gedetermineerd.
Spinoza gaat bovendien uit van een volkomen statische werkelijkheid, maar Darwin heeft juist bewezen dat de natuur niet statisch is. Dus ook dat moet als achterhaald worden beschouwd.
Nog een bezwaar tegen Spinoza (en Einstein en Descartes bijvoorbeeld) is de absolute waarde die ze aan zekerheid hechten. De moderne natuurkunde leert ons dat we zelden of nooit iets 100 % zeker kunnen weten. Dit wil niet zeggen dat er geen kennis bestaat. Op het meest fundamentele niveau is er weliswaar sprake van waarschijnlijkheden, maar bij zeer grote aantallen kan daar wel degelijk op worden gebouwd: er kunnen satellieten mee worden gemaakt en ingewikkelde computers en navigatiesystemen, etc... etc…
Wat heeft Spinoza wel te bieden? Veel meer dan dat ik hier kan opsommen:
Ten eerste heeft Spinoza een veel realistischer opvatting over hoe we kennis verwerven dan rationalisten zoals Descartes. Descartes meende dat we nieuwe kennis pas geloven als er eerst bewijs voor is. Volgens Spinoza is het echter precies andersom: we zijn helemaal niet in staat iets te begrijpen als we niet eerst geloven. Het is ook veel efficienter om nieuwe informatie eerst standaard te geloven en pas later - als dat nodig is - deze informatie kritisch te bekijken , dan om bij alle nieuwe informatie elke keer weer een doelbewuste afweging te maken over de betrouwbaarheid daarvan.
Ten tweede heeft Spinoza een verfrissende blik op ‘imperfecties’. Die bestaan namelijk niet volgens hem. Alles gebeurt noodzakelijk, toeval bestaat niet, maar omdat de Natuur geen enkel doel heeft, zijn er ook geen onvolkomenheden. Een leven is voltooid als het ten einde is, zo stelt Spinoza, of je nu 90 bent of 7 maakt wat dat betreft geen verschil. Zoals de duisternis niet meer is dan het ontbreken van licht, zo is de dood niet meer dan het ontbreken van leven. De dood is dan ook zeker niet iets om bang voor te zijn.
Het meest interessant vind ik Spinoza’s opvatting over onze ‘affecten’. Affecten kun je niet gelijkstellen met emoties of gevoelens. Affecten zijn manieren waarop mensen hun macht willen vergroten, dat wil zeggen: affecten zijn manieren waarop mensen (en andere dieren) zich een plaats proberen te verwerven in het bestaan.
Wat dat betreft is een filosoof als Nietzsche zonder meer schatplichtig aan Spinoza. Zijn hele 'Umwertung aller Werte' ofwel omkering van alle waarden heeft hij aan Spinoza ontleend. Tegenover de klassieke - christelijke - tegenstelling 'goed versus kwaad’ stelde Spinoza in tweehonderd jaar eerder al de tegenstelling ‘affecten die je macht vergroten' versus ‘affecten die je macht verminderen’. Ook in zijn kritiek op gangbare deugden zoals empathie, nederigheid, berouw, altruïsme en opofferingsgezindheid was Spinoza Nietzsche reeds voor. Hetzelfde geldt voor het alternatief dat Nietzsche - in navolging van Spinoza - biedt: het belang van zelfkennis, eerzucht, trots, kracht, levenslust, hardheid en een grenzeloos egoïsme.
Hierbij moet wel worden aangetekend dat het zogenaamde 'welbegrepen eigenbelang' bij Spinoza een veel
diepere betekenis heeft dan dat wij daar doorgaans aan hechten. Spinoza denkt namelijk niet vanuit het individu, en zelfs niet alleen vanuit de maatschappij, en zelfs niet alleen vanuit ‘de mensheid’, maar aangezien wij deel uitmaken van De Natuur (ofwel God) is het in ons belang om de Natuur (ofwel God) te dienen. Anders gezegd: het is in ons belang om het belang van De Natuur na te streven en voor ogen te houden.
Terug naar de affecten. Je hebt er eigenlijk maar drie, zo stelt Spinoza:
1. begeerte oftewel levensdrift
2. blijdschap (die voel je wanneer die begeerte wordt bevorderd)e
3. neerslachtigheid (dat is wat je voelt als die begeerte wordt belemmerd).
En hoe zit het dan met al die andere emoties? Hoop, liefde, angst, wanhoop, moed, etc.. Welnu, daar heeft Spinoza een volledig schema voor uitgewerkt:
1. Hoop bijvoorbeeld is: blijdschap veroorzaakt door de verbeelding van een gebeurtenis in de toekomst (of in het verleden) waarover wij twijfelen over het verloop ervan.
2. Liefde is blijdschap die voortkomt uit de verbeelding van een uitwendige oorzaak.
Wat Spinoza met Aristoteles gemeen heeft is zijn vooronderstelling dat een goed leven primair gebaseerd is op adequate kennis van de werkelijkheid. Alles draait bij Spinoza om realiteitszin. En het getuigt van realiteitszin om de kracht van affecten niet te onderschatten. Affecten spelen een leiden rol in ons bestaan. Een van de belangrijkste stellingen van Spinoza is dan ook dat het niet zo is dat wij iets begeren omdat wij het goed vinden maar wij noemen datgene goed wat wij begeren. (waarnaar wij verlangen).
Affecten zijn zo sterk dat ze niet kunnen worden bedwongen door de rede, maar alleen door een ander tegengesteld affect. Dit tegengestelde affect kan wel door de rede worden opgeroepen.(bepaalde gedachten roepen bepaalde emoties op, en hetzelfde geldt voor het omgekeerde)
bijv. racisme is een negatieve, nutteloze emotie (door evolutie ontstaan), maar de ratio alleen helpt niet om racisme uit te bannen: wat wel werkt zijn zwarte rolmodellen.
Onze affecten dienen dus serieus genomen te worden, aldus Spinoza. Ze zijn zo sterk omdat ze voortkomen uit onze vitale levensdrift (Spinoza spreekt over ‘conatus’) die de essentie vormt van elk mens en in het algemeen van elk organisme. De enige vrijheid die we hebben is gelegen in ons vermogen om via ons verstand onze affecten te transformeren van (ondoordachte) passies naar (doordachte) acties. Dit is de vrijheid die ons gelukkig maakt, aldus Spinoza en deze vrijheid heeft dus niets te maken met onze wil, maar enkel met ons verstand. We moeten beseffen dat alle tegenslagen die we meemaken alleen tot pijn leiden en verdriet zolang we niet doorhebben dat ze een noodzakelijk gevolg zijn van de natuurwetten waaraan wij, net als alles en iedereen, zijn onderworpen. En met deze even interessante als aanvechtbare stelling eindigt Spinoza zijn Ethica: Wie zichzelf en zijn affecten duidelijk begrijpt, heeft God (ofwel de Natuur) lief, en deze liefde is des te groter naarmate hij zichzelf en zijn affecten beter begrijpt.
- Deze tekst is gepubliceerd op zondag 21 november 2021
- Reacties worden zoals altijd op prijs gesteld. Dat kan via het CONTACTFORMULIER of gewoon via de mail.
- Ga TERUG naar de beginpagina