Confucius, een menselijke maat
Als Mark Rutte Confucius had gelezen, had Nederland er heel anders uit gezien. En waarom zou hij niet? Confucius is namelijk heel concreet, glashelder en bovendien zeer praktisch ingesteld, net als Mark Rutte zelf. Wat? heeft Mark geen tijd om te lezen? Omdat hij moet regeren? Juist wie regeert, moet niets overhaasten, zegt Confucius, want wie overhaast te werk gaat, bereikt helemaal niets. Wat? Levert lezen niet meteen veel voordelen op? Wie regeert moet juist niet op kleine voordelen letten, zegt Confucius, want wie op kleine voordelen let, kan nooit iets groots tot stand brengen. Wie regeert hoeft eigenlijk maar voor drie dingen te zorgen: voor voedsel, voor veiligheid en voor vertrouwen in de regering. Dat laatste is het meest relevant, want wie het vertrouwen van het volk verliest, is überhaupt niet meer in staat om te regeren.
Vorige week heb ik een begin gemaakt met een kort uitstapje richting Chinese filosofie. Ik ben begonnen met Lao Zi en Zuangh Zi die zich beiden verzet hebben tegen de leer van Confucius. Verschillende lezers reageerden verbaasd dat ik het opnam voor Confucius; het taoïsme is toch veel minder conservatief, veel vrijer, speelser en non-conformistischer? Klopt. En toch heb ik meer met Confucius - die overigens niet met het latere Confucianisme moet worden verward. In tegenstelling tot het latere Confucianisme sprak Confucius nooit over 'de aard van de mens' en hoewel hij - net als de latere Confucianisten veel nadruk legt op het belang van rituelen en van de traditie, noemt Confucius twee dingen die hij echt niet kan aanzien: 1. een voorname positie zonder grootheid van karakter, 2. deelname aan een ritueel zonder innerlijke motivatie. Hij was juist wars was van uiterlijk vertoon.
Confucius was een grote, sterke man, die in armoede is opgegroeid en trouwde op zijn negentiende, net iets eerder dan ik. Hij kreeg drie kinderen, maar leefde vooral voor zijn studie. Door een tijdgenoot werd Confucius bestempeld als 'de man die weet dat het niet gaat en toch volhoudt'. Dat is iets wat ik zeer kan waarderen en waaraan het de taoïsten ontbreekt. Ik waardeer hun lankmoedigheid wel en ook hun gebrek aan ambitie, maar mij past het niet. Confucius intrigeert me veel meer; zijn historisch bewustzijn staat niet gelijk aan conservatisme, het gaat hem er immers niet om het oude te herhalen maar om ervan te leren en doel van al dit leren is de praktijk van alledag. Confucius was dus bepaald geen boekenwurm en ook geen abstract denker wat hem zo vaak wordt verweten. Leren zonder denken is helemaal niets waard, zegt Confucius, maar denken zonder te leren is ronduit gevaarlijk. Dat staat los van de alledaagse werkelijkheid en dat is waar het uiteindelijk om gaat. Zijn desinteresse voor metafysica is een verademing, zeker voor een denker van zijn tijd. Lichaam en geest is bij hem nooit gescheiden.
Confucius leefde ongeveer in dezelfde tijd als Socrates, Plato en Aristoteles, maar wat een wereld van verschil. Ik denk sowieso dat we veel kunnen leren van de Chinezen. Veel meer dan het Westerse denken is de Chinese filosofie van meet af aan een procesgericht denken geweest; de werkelijkheid wordt er gezien als een groots dynamisch gebeuren, waar alles maar dan ook alles aan verandering onderhevig is.Een ander belangrijk verschil is de nadruk die Chinezen leggen op het collectief. Er is wel aandacht voor het het individu, maar elk individu wordt volledig gedefinieerd door zijn relaties met anderen. En wat me tot slot zeer bevalt is de praktische inslag van de Chinezen. Hoewel het taoïsme (van Lao Zi en Zhuang Zi) en het confucianisme (van Confucius uiteraard) hier in het Westen doorgaans worden gezien als twee verschillende stromingen in het Chinese wereldbeeld, schijnt het voor Chinezen geen enkel probleem te zijn om ze te combineren; wie een richtlijn zoekt voor zijn werkende bestaan kan het best Confucius lezen, terwijl hij als leidraad voor zijn vrije tijd het best Lao Zi en Zhuang Zi tot zich kan nemen, en dan hebben we ook nog Boeddha die hulp kan bieden wanneer we worden geconfronteerd met ziekte en dood.
De meeste Confucianisten hebben overigens weinig sympathie voor het boeddhisme, vanwege hun metafysische ideeën zoals karma en reïncarnatie en al die aandacht voor meditatie en hun verzaking van maatschappelijke plichten. Confucius is bij uitstek een denker van de menselijke maat en hij verstaat bij uitstek de kunst van de nuance. In een goed geregeerd land is armoede iets om je over te schamen, zegt hij. Maar in een slecht geregeerd land is rijkdom iets om je voor te schamen.
Mark Rutte zou veel van Confucius kunnen leren. Volgens hem zijn er namelijk vijf eigenschappen waaraan een ieder die regeert zou moeten voldoen: vriendelijkheid, ruimhartigheid, waardigheid, ijver en waarachtigheid. Dat laatste is het belangrijkst, want juist dat geeft vertrouwen. En laat nu net dat het punt zijn waaraan het in onze samenleving het meest ontbreekt: vertrouwen in de regering. Dat is althans mijn analyse. Hoe goed iemand de de boel ook kan managen - en dat moet Mark Rutte worden nagegeven: daar is hij goed in - maar managen is nog geen regeren.
Reacties worden op prijs gesteld. Dat kan via het CONTACTFORMULIER of gewoon via de mail.
- Gepubliceerd op zondag 17 november 2019
- Ik begin weer bij het BEGIN