Kerstmis op zee
over 'The Conquest of Happiness' van Bertrand Russell (1872-1970)
Men zegt dat de tijd een mens rijp maakt, ik geloof dat niet, de tijd maakt je bang. Dit schrijft de befaamde filosoof Bertrand Russell in 1931. En met deze angst, zo vervolgt hij, ontstaat de behoefte aan menselijke warmte om zo de huivering van de koude wereld van je af te houden. Als ik over over angst spreek dan bedoel ik niet zozeer dat ik bang ben voor de dood of voor de oude dag of voor armoede of ziekte of iets dergelijks, gaat Russell door, maar dan denk ik veeleer aan metafysische angst. Deze 'metafysische angst' beschrijft hij vervolgens als 'de angst die de ziel binnensluipt door de ervaring van de grote onheilen waaraan het leven onderhevig is: de dood van hen die we liefhebben, het verraad van vrienden, het ontdekken van de wreedheden die schuilen in de natuur van de gemiddelde mens'. Ik snak naar genegenheid, bekent Russell tenslotte, en deze hunkering naar liefde maakt me vergevingsgezind. Dat heeft met 'rijpheid' niets te maken.
afbeelding: tekening van Bertrand Russell met zijn twee kinderen

Het is kerstmis en Bertrand zit op een schip dat de Atlantische Oceaan oversteekt. Hij heeft zijn tweede vrouw Dora zojuist verlaten voor een dertig jaar jongere vrouw en zijn twee kinderen, John van negen en Kate van zeven, zijn daardoor onder voogdij geplaatst. Het is een van de (vele) dieptepunten van Russells leven, getuige zijn uitvoerige autobiografie, waarin hij een brief aanhaalt die hij ook in 1931 heeft geschreven: 'Mijn activiteiten zet ik voort uit de macht der gewoonte en in het gezelschap van anderen vergeet ik de wanhoop die leeft onder de oppervlaktevan mijn dagelijkse werk en van mijn pleziertjes. Maar als ik niet werk en alleen ben, kan ik niet voor mezelf verbergen dat mijn leven geen doel heeft gehad en dat ik geen nieuw doel ken waaraan ik mij in de jaren die mij resten kan wijden. Ik ben ingekapseld in een onmetelijke nevel van eenzaamheid waarin ik geen uitweg kan vinden.'
Opmerkelijk dat Bertrand Russel dit in 1931 schrijft, want dat is nog geen jaar nadat hij zijn befaamde bestseller 'The Conquest of Happinness' schreef, een soort 'zelfhulpboek' in de letterlijke zin van het woord, een eenvoudig en snel geschreven boekje waarin Russell op onbevangen wijze beschrijft hoe hij zichzelf aan zijn eigen haren uit het moeras van almaar terugkerende depressies heeft weten te slepen, en bovenal staat het boek boordevol recepten en tips, hoe de lezer ditzelfde geluk kan bereiken.
Zijn bekentenissen een half jaar nadien vormen dus - op zijn zachtst gezegd - geen reclame voor zijn 'zelfhulpboek', want dat helpt dus niet, - niet echt. En toch is 'The Conquest of Happinness' uitermate interessant en onderhoudend, niet zozeer door de - veelal psychologiserende - tips van Bertrand Russells, maar vanwege zijn boeiende diagnose van hoe het komt dat zoveel mensen ongelukkig zijn in een - relatief - welvarende wereld. Deze analyse is zowel oorspronkelijk als scherpzinnig, en - hoe gedateerd ook - zij is verrassend actueel. Over het ouderschap, bijvoorbeeld, schrijft Russell dat het 'in de huidige tijd' (in 1930 dus) een bijzonder lastige tijd is voor ouders. Terwijl het ouderschap vroeger een zeer groot en vanzelfsprekend geluk met zich mee bracht, zo analyseert hij de situatie, bestaat het moderne ouderschap vooral uit onzekerheid, zorgen, talloze gewetensvragen en evenzoveel angsten.
Russell wijt dit ten eerste aan de almaar verder doorgevoerde democratisering binnen de samenleving die ook een steeds verder doorgevoerde democratisering binnen het gezin heeft teweeggebracht. Hierdoor hebben kinderen niet langer het gevoel dat hun ouders respect verschuldigd zijn, vanwege het simpele feit dat het hu ouders zijn, maar enkel wanneer hun ouders dit respect ook verdiend hebben, door specifieke competenties bijvoorbeeld.
De tweede reden voor de almaar groeiende onzekerheid en zorgen van veel ouders is de psychologisering van de samenleving. Met name de psychoanalyse heeft ouders opgezadeld met de angst dat ze hun kinderen ongemerkt schade berokkenen. Keer op keer ontstaat er de twijfel bij ouders of ze teveel of juist te weinig van hun kinderen vragen. En die onzekerheid wreekt zich, vrijwel niets is zo schadelijk voor een kind als een twijfelende ouder, schrijft Russell. Het enige wat nog erger is, is een bezorgde ouder. Die bezorgdheid komt doorgaans weliswaar voort uit liefde, maar dan nog, meent Russell, je kunt als kind nog beter ouders hebben die niet van je houden dan ouders die teveel van je houden. Ouders die teveel voor hun kinderen doen, zullen - bewust of onbewust - een soort compensatie verwachten, al is het maar in de vorm van dankbaarheid, liefde of respect, maar dit is nu eenmaal niet iets wat ouders van hun kinderen kunnen eisen in onze democratische competentiemaatschappij.
Elke ouder zal dan ook moeten wennen aan de onrechtvaardigheid die inherent is aan het ouderschap, meent Russell. De ergste vorm van onrechtvaardigheid die ouders moeten ondergaan is dat als ze hun plicht doen jegens hun kinderen, en daarom niet alleen liefdevol zijn maar vreselijk hun best doen, en daardoor vaak onzeker en bezorgd zijn, de kans erg groot is dat ze de genegenheid van hun kinderen verliezen, terwijl ze, als ze niet hun best doen en hun kinderen min of meer verwaarlozen, vrolijk, intelligent en aantrekkelijk blijven zodat hun kinderen dan waarschijnlijk wel van hen blijven houden, ware het niet dat de kinderen het hun ouders dan weer kwalijk zullen nemen dat ze door hun ouders min of meer zijn verwaarloosd. Dus je kunt het eigenlijk nooit goed doen.
Maar ook voor de kinderen zelf valt het niet mee, volgens Russell. Ik citeer:
'Of all the constitutions that have come down to us from the past none is in the present day so disorganized and derailed as the family. Affection of parents for children and children for parents is capable of being one of the greatest sources of happiness, but in fact at the present day the relations of parents and children are, in nine cases out of ten, a source of unhappiness to both parties, and in ninety-nine cases out of hundred a source of unhappiness to at least one of the two parties.'
Russell is niet alleen befaamd filosoof, maar bovenal een gerenomeerd logicus en wiskundige, dus met die cijfers zit het vast wel goed 😉 maar wat behelst deze sombere analyse van Russell precies? En is er wel iets veranderd sinds 1930?
'The Conquest of Happinness' is in het Nederlands vertaald met 'De verovering van het geluk', maar dat is alleen tweedehands nog verkrijgbaar. De oorspronkelijke Engelse versie uit 1930 is in 2013 herdrukt en van een recent voorwoord voorzien door Daniel C. Dennett. Hij wijst erop dat Russell - hoe geëmancipeerd, vrijgevochten en modern hij in 1930 ook was - zelf nog altijd een kind van zijn tijd was en bovendien uit een aristocratisch milieu stamde en is opgegroeid met koks, dienstmeisjes, tuinmannen, gouvernantes, en ander huishoudelijk personeel. En uiteraard genoot Bertrand Russell privé-onderwijs. Een van de grote voordelen van dit aristocratische milieu, zo schrijft hij later, is dat je status wordt bepaald door je afkomst, waardoor je je niet hoeft te conformeren aan wat 'normaal' wordt gevonden, zodat je gedrag toch geaccepteerd wordt, ook als deze excentriek of anderszins vreemd is. Met de opkomst van de democratie verliezen mensen met een aristocratische afkomst deze vrijheid helaas; net als alle andere mensen worden zij meer en meer zowel op hun gedrag als op hun merites beoordeeld. Bertrand Russell voegt daar meteen aan toe dat hij niet terug verlangt naar vroegere tijden, integendeel, maar de overgang van een autoritair systeem naar een democratisch systeem veroorzaakt wel veel gewenningsproblemen, een fase, zo meent Russell waar we nu eenmaal doorheen moeten. Straks wordt het allemaal beter, denkt hij.
Ik denk het niet. Ik heb de indruk dat de 'fase' van steeds verdere democratisering en psychologisering (zowel binnen de samenleving als binnen het gezin) nog steeds niet voorbij is. Niets en niemand lijkt meer als autoriteit te worden aanvaard, niemand onderwerpt zich aan een hoger gezag en dat lijkt misschien op vrijheid, maar heeft volgens mij meer met willekeur en absolutisme te maken. Iedereen kan zijn mening laten horen, hoe ongefundeerd, narcistisch en oninteressant deze ook is. Maar wie wil zijn oor nog te luisteren leggen? Wie is nog genegen om zich te onderwerpen? Of zich over te geven? Wie is nog in staat om te berusten in onontkoombare tegenslagen?
- Ik begin weer bij het BEGIN
- Reacties worden op prijs gesteld. Dat kan via het CONTACTFORMULIER of gewoon via de mail.
- Deze tekst is gepubliceerd op zondag 30 mei 2021