EEN KWESTIE VAN SMAAK
Kant-tekeningen bij Nietzsche - dissertatie binnen de filosofie (in 2002 uitgegeven door Damon)
Pluralisme lijkt het nieuwe toverwoord te zijn van deze tijd. Er bestaat niet één waarheid voor iedereen, maar iedereen heeft blijkbaar een eigen “waarheid”, bepaald door afkomst, cultuur, creativiteit of de mode van het moment. Zowel morele, religieuze, als politieke overtuigingen lijken meer en meer te worden gezien als verschillende voorkeuren, als kwesties van smaak. 'Alles is relatief' lijkt de enige niet relatieve waarheid te zijn die ons nog rest.
De titel 'Een kwestie van smaak' verwijst naar dit relativisme, maar tegelijkertijd verwijst ze ook verder, namelijk naar een onderzoek naar deze positie, ze verwijst naar smaak als kwestie, als serieus te nemen vraagstuk. Immers, ook smaken verschillen, en juist over smaak wordt volop getwist. Maar al te vaak ontaarden deze “discussies” in vruchteloze pogingen om anderen te overtuigen van hun ongelijk, waarbij het eigen “gelijk” onaangetast blijft. De centrale vraag van mijn onderzoek is: hoe kan er op een betere manier over smaak worden getwist.
Hoewel de urgentie van deze vraag rechtstreeks samenhangt met de actuele situatie. De debatten in de huidige tijd worden volgens mij namelijk gekenmerkt door een merkwaardige combinatie van relativisme en fanatisme, verwijs ik in mijn dissertatie niet naar de actualiteit. In plaats daarvan heb ik me geconcentreerd op 'Jenseits von Gut und Böse' het belangrijkste werk van de filosoof Friedrich Nietzsche. Deze 'meester van het wantrouwen' is niet alleen een geduchte - en te duchten (!) tegenstander van elke vorm van moralisme maar ook van het hierboven beschreven relativisme.
Nietzsche is echter geen traditioneel filosoof. Zijn boeken bestaan vooral uit bespottingen, beschimpingen en scheldtirades, afgewisseld met fraaie, maar niets ontziende zelfbespiegelingen. Dit alles geschreven in een zeer subtiele, scherpe en humoristische stijl.
In mijn onderzoek krijgen Nietzsches teksten de aandacht die ze verdienen, maar om tevens een context te scheppen waarin op meer analytische wijze over smaak en subjectiviteit kan worden gesproken, koppel ik Nietzsches filosofie aan de filosofie van de verlichtingsdenker Immanuel Kant. Vanuit dit kantiaans perspectief komen de volgende drie vragen aan de orde:
Ten eerste: wat betekent het smaakoordeel binnen Nietzsches filosofie?
Ten tweede: hoe werkt het?
En last but not least: wat is het waard?
Dit is allemaal te lezen in mijn proefschrift dat je voor 15 euro kunt bij mij via de mail kunt bestellen. Hier een korte samenvatting voor wie alleen geïnteresseerd is in de conclusie:
Inconsistentie is een van de meest opvallende constanten binnen Nietzsches filosofie. Een van de paradoxen ervan is dat Nietzsche aan de ene kant smaak voorstelt als vervanging van de moraal, terwijl aan de andere kant smaak bij hem een – bij uitstek – moreel beladen begrip is geworden.
Wat dat betreft staat de discursieve verlichtingsfilosoof Immanuel Kant lijnrecht tegenover Nietzsche. Terwijl Kant een strikt onderscheid maakt tussen 'gewone' smaakoordelen (die over eten gaan bijvoorbeeld) enerzijds en reflexieve smaakoordelen (die de esthetica bepalen) anderzijds, en waarbij de esthetica op haar beurt weer strikt wordt afgegrensd van zowel de theoretische als de praktische filosofie), loopt bij Nietzsche alles kriskras door elkaar. Smaak speelt voor hem niet alleen een rol binnen de kunst, maar ook op politiek, moreel en zelfs op filosofisch vlak.
Wat Nietzsche en Kant met elkaar gemeen hebben is dat ze beiden vinden dat een smaakoordeel subjectief is, en ook subjectief zou moeten zijn, om het überhaupt serieus te kunnen nemen. Objectiviteit speelt zowel volgens allebei geen enkele rol binnen de smaak en heeft er daarom geen invloed op.
Een andere belangrijke overeenkomst is dat zowel volgens Nietzsche als volgens Kant de legitimiteit van smaakoordelen niet gelegen is in een rationele rechtvaardiging ervan.
Toch meent Kant, in tegenstelling tot Nietzsche, dat een smaakoordeel hoewel het niet objectief is, wel degelijk algemeengeldig is, dus dat voor iedereen hetzelfde geldt - zou moeten gelden althans.
Kant zoekt de grond van deze claim in de zuivere subjectiviteit van het smaakoordeel en hier scheiden zich de wegen tussen Nietzsche en Kant. Volgens Nietzsche bestaat er namelijk niet zoiets als zuivere subjectiviteit. Dit wil niet zeggen dat smaakoordelen volgens hem ongegrond zijn, alleen is deze grond wezenlijk contingent. In tegenstelling tot Luthers befaamde woorden “hier sta ik, ik kan niet anders”, lijkt Nietzsches lijfspreuk te luiden: “het kan misschien anders, maar hier sta ik”.
Het probleem van de smaak is voor Nietzsche een dan ook een heel ander probleem dan het voor Kant is. Bij Kant staat de algemeengeldigheid van het smaakoordeel voorop. Waar hij een oplossing voor moest zien te vinden is de vraag hoe het kan zijn dat smaakoordelen in de praktijk smaken toch van elkaar verschillen. Bij Nietzsche is het omgekeerde het geval; bij hem staat het individuele karakter van het smaakoordeel voorop. Zijn probleem is dan ook: als smaak een persoonlijke zaak is, hoe komt het dan dat mensen het zo vaak met elkaar eens zijn?