Wat blijft komt niet terug
Wat blijft, komt niet terug. Nooit, zou de dichter Jan Eijkelboom zeggen. Hij doelt dan op een jeugdherinnering, waar hij bij zijn oma logeert die appels heeft op de vliering en kippen die hij 's ochtends mag voeren. Lyrisch beschrijft Jan de geur van die appels, het gekraai van de hanen en het 'rozerood van de dageraad'. 'Ik hoor dit nu, ik zie dat nog.' Zo eindigt hij zijn gedicht. 'Het blijft bij me en ik kan het niet vasthouden, al zou ik zelf een kippenhok gaan bouwen (ik zou dan trouwens ter vervolmaking die gedempte stinksloot achter de tuin ook opnieuw moeten graven).'
Deze zelfrelativering bevalt me. En wat me ook bevalt is zijn helderheid. 'Een hermetisch gedicht, geen kunstje is kouder,' schreef Gerrit Komrij eens, daar ben ik het volledig mee eens en Jan Eijkelboom maakt zich daar in elk geval niet schuldig aan. Dat maakt zijn gedichten ook bij uitstek geschikt voor lezers die eigenlijk niet van gedichten houden. Dat Jan Eijkelboom zo transparant schrijft is niet zo vreemd; hij was oorspronkelijk redacteur en journalist die plotseling - pas na zijn vijftigste - begon te dichten. Dit beviel hem blijkbaar goed want hij is dit tot aan dood blijven doen.
afbeelding: Robin Mattias Hurkens: zonder titel (2002) olieverf op doek op hout (60 x 40 cm)
De titel van zijn laatste bundel is 'Een olifant met geheugenverlies'. Dit klinkt zo op het eerste gezicht wat onheilspellend omdat Jan Eijkelboom de dertig jaar daarvoor vooral heel veel herinneringsgedichten heeft geschreven - zoals die hierboven.
Maar gelukkig blijkt Jan Eijkelboom de ouderdom bepaald niet als een kwelling te hebben ervaren, integendeel. Hij verwelkomt juist zijn selectieve geheugenverlies: hij ziet dat het ook een kracht is om te kunnen vergeten. 'Ouderdom is mij toch lief,' zo begint zijn laatste bundel, 'heel die opeengehoopte tijd van toen en nu met tussen kind en grijsaard één groot gat vol oorlog en verpieterde liefdes. Zand erover, aangestampt - door een olifant met geheugenverlies.'
Ik vind het trouwens niet zijn allerbeste bundel, wel heel herkenbaar waarschijnlijk voor de ouderen onder ons, maar misschien ben ik daar nog net iets te jong voor. Zelf herken ik meer in het volgende gedicht - al heb ik zelf geen Grieks gehad.
Woordjes leren
Jongens, heb je verdriet, sprak toen de leraar Grieks, dan moet
je woordjes leren, woordjes leren. Hij knikte energiek zodat er
as viel op zijn vest, maar dat was toch al vies.
Wij lachten half vertederd, half meewarig, want tragiek daar
wist je alles van en hij, heel oud, haast vijftig, niets.
En dat het overging als je maar woordjes leerde, dat was iets zo
absurds, zo dolkomieks dat het in omloop kwam als een
gevleugeld woord.
Het klapwiekt nu verdrietig om mij heen omdat ik later
woordjes leerde waarmee je ’t monster kunt bezweren en ik
hem niet meer zeggen kan hoe ik soms naar die stem verlang,
naar dat onhandige advies.
Uit: Kippenvleugels (1991)
- Ga terug naar de VORIGE zondagblog
- Ik ga liever naar het OVERZICHT van alle blogs
- Ik begin weer bij het BEGIN
- Reacties worden zoals altijd op prijs gesteld. Dat kan via het CONTACTFORMULIER of gewoon via de mail.
- Deze tekst is gepubliceerd op zondag 5 april 2020